Op een onbewoond eiland

Op een onbewoond eiland

Panama | San Blas |

– Kruimels in de oceaan –

In het noordoosten strekt zich een bijzonder en puur gebied uit tot aan de landsgrens met Colombia. Comarca Guna Yala, thuis van de Guna indianen. Zo’n honderd jaar geleden heeft deze inheemse bevolkingsgroep gestreden voor behoud van hun tradities en gebruiken. Met succes besturen ze hun land en leven ze in de bergen en op eilandengroep San Blas. Door het asfalteren van de bergweg is het voor reizigers sinds een paar jaar mogelijk deze regio te bezoeken. Desondanks schijnt de route ernaartoe een rollercoaster te zijn  en wellicht niet geschikt voor iedere toerist. Voor ons des te meer reden dit gebied te gaan ontdekken.

We worden opgehaald bij ons hotel in Panama City. De bus is gevuld met een mix aan nationaliteiten en leeftijden. Twee jonge meiden uit Zwitserland, een Amerikaan en een Franse student en ons Hollanders met twee blonde jongetjes. Zo verschillend maar allemaal met hetzelfde doel: ervaren hoe het is om te verblijven op een kruimel in de oceaan. Onze chauffeur slingert zijn auto door het met mist omhulde gebergte. Hij beleeft overduidelijk lol aan het bedwingen van de haarspeldbochten en omzeilen van de gaten in de weg. We stuiteren van links naar rechts en zijn blij dat geen van ons snel last heeft van wagenziekte. Na de turbulente autorit komen we enigszins wiebelig aan bij de kust. Bootjes, beschilderd als drijvend kunstwerk, sieren de kleine haven. We kiezen de mooiste en gaan op weg naar ons eigen Expeditie Robinson avontuur.

De eilanden in de archipel lijken als broodkruimels uitgestrooid in de azuurblauwe zee, omringd door bossen van koraal. 365 stuks, voor elke dag een. Een krappe 50 is bewoond. De een gevuld met slechts een hut en drie palmbomen. De ander tot op de laatste centimeter bebouwd met op elkaar gestapelde huisjes van riet, golfplaten en ander bouwmateriaal.

Pof! een kokosnoot

Ons thuis voor de komende dagen luistert naar de naam Asseryaladub, Isla Aroma in het Spaans. Een speldenprik op de kaart, een meter boven zeeniveau, fijn zand, koraal, palmbomen en twaalf rieten hutjes. Op het eiland woont een 10-koppige Guna familie die voor hun gasten zorgt. Ze zijn bescheiden, verlegen bijna, maar trots op hun land en volk.

Terwijl de kinderen spelen op het strand doe ik een rondje over mijn eigen kruimel in de oceaan. In amper zes minuten ben ik klaar. Pof! Op een steenworp afstand ploft een kokosnoot voor me op de grond. Dat scheelde niks.

Tussen de bomen door zie ik een visser peddelen in een uitgeholde boomstam. Met een ferme zwier gooit hij zijn net in de zee. Tussen het vissen door schept hij met een emmer zijn volgelopen kano leeg.

Een prachtige Guna vrouw ziet me kijken en glimlacht lief. Terwijl ze de was ophangt maak ik een praatje. Guna’s hebben hun eigen taal maar met handen en voeten kom je een heel eind. ‘Hij is voor jullie aan het vissen.’ zegt ze zacht. ‘Ik heet Bibida en help in de keuken en bij het huishouden’. Haar armen en benen zijn volgens traditionele gebruiken versierd met kralen in bonte kleuren. De molas die ze draagt, zijn zelfgemaakt van felgekleurde stoffen, vastgestikt in sierlijke patronen. Het eilandleven is rustig, vredig. Na een dagje onthaasten luidt om 6 uur de gong: eten! Bibida zet met een liefdevolle lach een bord voor me neer. Vis! Verser dan dit krijg je het niet.



Comments are closed.